Als het mooi weer is en je kunt een korte broek aan, hoe schrijf je dat dan?
A. korte broekenweer
B. korte broeken weer
C. kortebroekenweer
Spatiegebruik – of gebrek eraan – kan in onze taal de gekste dingen opleveren. Wij schrijven erg veel aan elkaar, net als onze Duitse buren en in tegenstelling tot onze Engelse buren.
Zo is het bijvoorbeeld ‘het rodekoolplantje’. Waarom?
Als je ‘het rode koolplantje’ schrijft, dan is het plantje rood, terwijl het gaat om rode kool. Gaat het niet om het plantje van rode kool, maar om een rood (kool)plantje, dan is het wel ‘het rode koolplantje’. Je ziet hier dus betekenisverschil.
Het goede antwoord op bovenstaande vraag is dus ‘kortebroekenweer’ en geen ‘korte broekenweer’; het weer is niet kort, maar de broek. Tja. ‘Kortebroekenweer’ staat misschien een beetje gek, maar het is wel goed. Of korte broeken gek staan, daar laat ik mij verder niet over uit.
Geef een reactie